Participatie: ’n vierde definitie

Procesarchitectuur voor het tot stand brengen (in 2012) van het Vlaams Jongerenpact 2020.

Procesarchitectuur voor het tot stand brengen (in 2012) van het Vlaams Jongerenpact 2020.

Participatie en interactieve beleidsplanning zijn hot. ’t Buzzword participatiesamenleving werd zopas uitgeroepen tot het Nederlandse woord van 2013 door de deelnemers aan een congres van het genootschap Onze Taal in Breda. En ook op het Kortomcongres op 2013-11-18 in Brussel ging het er meermaals over.

Stef Steyaert van Levuur (tevens initiatiefnemer en voorzitter van het Netwerk Participatie) bracht er een overzicht hoe de vlag participatie verschillende ladingen dekt, en sloeg ook een brug naar de praktijk. In zijn discours Participatie anno 2013: hoe echt interactief beleid realiseren? besprak hij met name de lessen die hij leerde uit verschillende processen waarin hij betrokken was, o.a. bij het Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek (viWTA, later IST), het Vlaams Jongerenpact (zie illustratie), Stadspiratie II, De Genks, de G1000 en De Lijn (nadien toegelicht door Astrid Hulshoven). Maar eerst doorliep hij vier verschillende definities van de term:

  1. de juridische (zie dia 5)
  2. de politicologisch / bestuurskundige (dia 6)
  3. de psychologisch / agogische (dia 7)
  4. de voor hem meest werkbare – die van Filip De Rynck – om aan de slag te kunnen gaan en tot echt interactief beleid te komen. En die luidt (dia 8) als volgt:

“Participatie is meer dan inspraak: het geeft ruimte aan engagementen in een organisatie of samenleving. Participatie is een leerproces tussen deelnemers, waarmee betrokkenheid, vertrouwen en draagvlak voor beslissingen wordt verkregen. Het gaat hierbij om open processen, waarin ruimte en tijd is voor het uitwisselen van meningen, het bouwen aan gedeelde visies en acties (cocreatie) en het leren omgaan met verschillen.”

Volgens Steyaert komt het er daarbij op aan voor mensen bij de overheid om vooral te focussen op het creëren van de randvoorwaarden in plaats van zelf te bepalen wat er moet gebeuren. “We moeten verder durven denken dan ‘inspraak’ en veel meer dan nu durven inzetten op processen die burgers en groepen (organisaties, bedrijven, actiecomité’s, …) in staat stellen om zelf / mee beleid te maken en te implementeren, los van vooraf bepaalde agenda’s en logica’s van ‘het beleid’. […] Als we willen doen waarin we geloven (van inspraak naar samen beleid maken), moeten we ons veel meer gaan richten op het creëren van condities waarin mensen, organisaties, … zelf verantwoordelijkheid kunnen nemen en dingen in de wereld gaan zetten in plaats van enkel evenementen te begeleiden die ‘aanbevelingen voor het beleid’ opleveren. Dat vraagt om een verbreding / verschuiving van ons handelen / onze focus […] denken in processen i.p.v. in projecten en events. Open staan voor nieuwe coalities, nieuwe samenwerkingsverbanden, andere expertise, onverwachte stakeholders. […] Collectief ontwerpen op zich is reeds een participatieve oefening.” (Bron: dia’s 11, 32 en 36. U kunt de presentatie van Stef Steyaert hier als pptx of hieronder als pdf downloaden. Check dia 37 bijvoorbeeld ’s …)

Wat betreft het omgaan met verschillen haalde Steyaert tijdens de vragenronde het voorbeeld aan van de Zinnekesparade (zie ook dia’s 81 e.v. hier), waaruit hij leerde dat je niet te allen prijze nette, rimpelloze dialoog mag nastreven. Zonder conflicten krijg je nooit het achterste van de tong te zien van de mensen waarmee je wilt cocreëren, laat staan wat er op te lossen is. Hij verwees in die context ook naar het pleidooi van Paul Blondeel (VUB & UA) om ruimte te maken voor frictie en tegenspraak (niet vermeld in de pdf).

Dit artikel verscheen eerder elders – op 2013-11-19.

Getagged , , , ,

Bedenkingen? Aanvullingen? Correcties? Lof? Reageer!

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.